Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [11]Ik bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem! [12]dat gij die liefde niet opwekt, noch wakker maakt, totdat het [dezelve] lust! 11. Dat is, ik beveel u een eed. De Bruid, nu gevoelende de genadige vertroostingen van haren Bruidegom, wens dat zij dezelve steeds moge deelachtig zijn en blijven, verbiedende haren vrienden dezelve te ontrusten of te storen. Zie boven hfdst.2 vs.7, en hfdst.3 vs.5; te ewten door ketterijen, scheuringen of ergernis. Eenigen menen dat de Bruidegom in vs.4 spreekt. 12. Anders: waarom, of wat zoudt gijlieden die liefde opwekken, of wakkermaken eer het haar lust? Deze vraag betekent zoveel alsof er stond: wekt deze liefde niet op, het zou ulieden en ons tezamen niet bevorderlijk zijn dat gij uwe moeder, de kerk, harteleed zoudt aandoen. Zie dergelijke manier van spreken boven hfdst.2 vs.7, en hfdst.3 vs.5.